Beschut werk
Beschut werk
‘Beschut werk’ is een term die sinds de invoering van de Participatiewet wordt gebruikt voor mensen die extra begeleiding of aanpassingen nodig hebben om te kunnen werken. Deze wet vervangt sinds 2015 de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een groot deel van de Wajong. Het doel van de wet is om zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen. Voor mensen die alleen in een aangepaste omgeving kunnen werken, geeft het UWV een advies voor beschut werk.
Dienstverband
Beschut werk betekent altijd dat er sprake is van een dienstverband. Andere vormen van werk zonder dienstverband, zoals vrijwilligerswerk, werken met behoud van uitkering of (arbeidsmatige) dagbesteding, vallen niet onder beschut werk volgens de Participatiewet.
Beschutte werkplekken bij de gemeenten
Sinds 1 januari 2017 moeten gemeenten beschut werk aanbieden. Toch heeft een derde van de mensen met een advies voor beschut werk geen dienstverband. Elk jaar bepaalt het Rijk hoeveel beschutte werkplekken elke gemeente minimaal moet hebben. Hoeveel beschutte werkplekken een gemeente aanbiedt, verschilt sterk. Als er minder behoefte is aan beschutte werkplekken (volgens de adviezen van het UWV), kan een gemeente minder plekken realiseren en de vrijgekomen middelen voor andere doeleinden gebruiken.
Documenten
Veelgestelde vragen
Het aantal beschutte werkplekken dat SZW ieder jaar vaststelt is geen taakstelling, maar een behoefteraming. Het is dus niet verplicht om dit aantal te halen. Het is wel een verplichting voor gemeenten om de mensen met een indicatie een beschutte werkplek te bieden, tenzij de aantallen in de ministeriële regeling gehaald zijn.
Nee. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid raamt jaarlijks de behoefte per gemeente en stelt aan de hand daarvan in een ministeriële regeling het aantal te realiseren beschutte werkplekken vast. Op basis van de genoemde aantallen in de regeling, krijgen de gemeenten financiële middelen, onder meer voor loonkostensubsidie en begeleiding. De financiering is dus niet gebaseerd op het aantal plekken dat iedere gemeente uiteindelijk in een jaar realiseert.
Dit wordt nog opvallend vaak gedacht, maar is niet correct. Andere misvattingen zijn dat bij beschut werk de loonwaarde tussen 30 en 70 procent is en dat de loonwaarde afhangt van de gemeentelijke verordening. In werkelijkheid is de loonwaarde geen criterium voor UWV om te bepalen of iemand tot de doelgroep van beschut werk behoort. UWV beoordeelt of iemand een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig heeft dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt. Ook niet met extra voorzieningen van de gemeente of UWV.
De gemeente creëert voor iedereen met een positief advies een beschutte werkplek. Daarom gaat de gemeente meteen op zoek naar een passende plek voor iemand. Deze plaatsing kan tijd kosten, waardoor de verkeerde indruk kan ontstaan dat de inwoner op een wachtlijst staat. Er is wel één uitzondering. Als de gemeente het in de ministeriële regeling genoemde aantal al vóór het eind van het jaar haalt, mag de gemeente mensen die daarna komen tot volgend jaar laten wachten.
In het belang van de betrokken inwoners, kan de gemeente alsnog passende ondersteuning bieden. Zo is het mogelijk om extra beschutte werkplekken aan te bieden. Ook kan de gemeente afspraken met andere gemeenten maken over het overnemen van beschutte werkplekken die ergens anders ‘over’ zijn. Daarnaast kan de gemeente ondersteuning bieden met behulp van de regulier beschikbare regelingen en instrumenten.